
Spreekwoorden: (1914)
Op het punt staan (of zijn),gereed staan of zijn om iets te doen, teweeg zijn (Waasch Idiot. 649 a), 17<sup>de<-sup> eeuw op den kant staan; dial. op 't kantje staan1); zndl. te of op scheute staan2). Vgl. De Brune, Bank. II, 73: Augustus, op het punt en stond zijnde, van een veldslagh t...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Op het punt staan (of zijn),gereed staan of zijn om iets te doen, teweeg zijn (Waasch Idiot. 649 a), 17<sup>de<-sup> eeuw op den kant staan; dial. op 't kantje staan1); zndl. te of op scheute staan2). Vgl. De Brune, Bank. II, 73: Augustus, op het punt en stond zijnde, van een veldslagh t...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.